-
1 obtenir
obtenir [optənier]♦voorbeelden:obtenir le nylon à partir du pétrole • nylon uit aardolie winnenv1) verkrijgen, gedaan krijgen (van)2) bereiken [doel] -
2 obtenir un diplôme
obtenir un diplôme -
3 graduate
adj. afgestudeerd, gediplomeerd--------n. afgestudeerde; gediplomeerde--------v. een bul/diploma/getuigschrift (AE) behalen; maten/maatstreepjes aangevengraduate1[ grædzjoeət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————graduate2[ grædzjoe▪eet]1 een bul/diploma behalen ⇒ 〈 Amerikaans-Engels ook〉 afstuderen, een getuigschrift behalen♦voorbeelden:1 he has graduated in law from Yale • hij heeft aan Yale een titel/bul in de rechten behaaldII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 kalibreren ⇒ van een (schaal)verdeling voorzien, verdelen in graden♦voorbeelden:graduated tax • progressieve belasting -
4 obtention
obtention [optãsjõ]〈v.〉♦voorbeelden: -
5 obtention d'un diplôme
obtention d'un diplôme
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский